Categories
literatuur Portugal

Gonçalo M. Tavares

Zaterdag in Brussel voor NRC-Handelsblad een interview met de Portugese auteur Gonçalo M. Tavares. Sinds zijn debuut in 2001 publiceerde Tavares zesentwintig boeken en won hij in het Portugese taalgebied alle denkbare prijzen.  de Portugese schrijver en wetenschapsfilosoof Gonçalo M. Tavares (Luanda 1970), is alom ingehaald als het nieuwe wonderkind van de Portugese literatuur, als troonpretendent van Lobo Antunes en nobelprijswinnaar Jose Saramago, die niet lang voor zijn dood over Tavares schreef: ‘hij schrijft zo goed dat je hem zou willen slaan.’ Behalve zijn jaloers stemmende productiviteit is ook de reikwijdte van Tavares’ werk niet onopgemerkt gebleven. Naast filosofische exercities over uiteenlopende onderwerpen als ‘de dans’ en ‘de angst’ publiceerde hij toneel en poezie, schreef hij onder de noemer ‘O Bairro’ (de Wijk) een reeks lichtvoetige boeken waarin een absurdistische humor heerst en Tavares in de huid van zijn literaire helden kruipt; er verschenen al deeltjes over onder meer Paul Valéry, T.S. Elliot en Italo Calvino. De roman Jeruzalem waarvan komende week een recensie van mijn hand in Vrij Nederland staat, vormt het derde deel van zijn zogeheten ’zwarte boeken’, een tetralogie onder de titel O Reino (het Rijk) en betekende zijn internationale doorbraak. Vorige week vond ik (voor een euro) in Lissabon een Portugese vertaling van de Max Havelaar (een vertaling uit 1975, toen de revolutionairen het in Portugal nog voor het zeggen hadden). Die bied ik hem maar gelijk aan. Benieuwd wat er dan volgt.

Categories
economie politiek

milieubewust op vakantie?

© foto: Hans van Wetering

Coverstory deze week in de VPRO-Gids: duurzaam vakantievieren is hot, maar bestaat zoiets eigenlijk wel, of heeft de reisbranche gewoon goed opgelet waar het geld te halen is?

‘Het is de traditionele opening van het vakantieseizoen; de jaarlijkse Vakantiebeurs in Utrecht. Elk jaar weer schuifelen vele duizenden langs de standjes van touroperators  en verkeersbureaus om des avonds met tassen vol folders huiswaarts te keren, waarna het grote piekeren een aanvang kan nemen. Want niet alleen is het aantal potentiele vakantiebestemmingen zo langzamerhand gekmakend, ook wordt de vakantieganger de laatste jaren steeds nadrukkelijker geconfronteerd met de vraag of zijn vakantiewens wel verantwoord en, ja daar is het woord, duurzaam genoeg is. Natuurlijk, overwegingen ten aanzien van prijs, weer en accomodatie spelen vooralsnog een grotere rol in de eindoverweging, maar toch zegt inmiddels meer dan de helft van de Nederlanders dat milieu en lokale leefomstandigheden in hun vakantiekeuze ook belangrijk zijn.  Tegelijkertijd is de zogeheten carbonfootprint (CO2-last) van de Nederlandse vakanties de laatste jaren almaar groter geworden, vooral door toename van de gemiddelde reisafstand (tussen 2002 en 2008 alleen al + 33%) – inmiddels maken vakanties zo’n 9% van de totale CO2-emissie van de Nederlandse economie uit (bron: themarapport ‘Reizen op grote voet’, 2008). Kan de gewetensbezwaarde, milieubewuste vakantieganger nog wel met goed fatsoen op vakantie; zijn er nog plekken en reismodi die hem niet met schuld overladen? Of rest hem op termijn misschien niets dan de wandelschoenen om te binden en zich met tegenstribbelend kroost aan het begin van het Pieterpad op te stellen?’

Categories
sport

Sumo

© foto: Hans van Wetering

Van 15 tot 18 oktober vindt in Warschau het WK sumoworstelen plaats. Ook Nederland vaardigt een team af en kent in Olle Overbosch zelfs een kanshebber voor de medailles. Wat bezielt die Hollandse jongens om sumoworstelaar te worden?

Het was een klein berichtje, onlangs in de krant: Japanse sumobond geeft haar worstelaars een Ipad cadeau omdat de worstelaars vanwege hun dikke vingers niet met gewone mobieltjes overweg kunnen. Het berichtje, ongetwijfeld opgenomen ter compensatie voor wereldleed elders op de pagina, bevestigt moeiteloos het bestaande beeld van sumoworstelen. Want vraag iemand op straat wat sumoworstelen is en er komt een lacherig antwoord waarin de frase ‘dikke Japanse mannen in luiers’ nooit ver weg is. Dat dit beeld van de typische sumoworstelaar niet meer klopt en er inmiddels ook in Nederland sumoworstelaars rondlopen, is bij weinigen bekend. Dat die Nederlandse worstelaars heel goed zijn en één van hen op het aanstaande WK zelfs als kanshebber voor de titel geldt, mag zelfs een goedbewaard geheim heten. Zoals de gemiddelde Nederlander ook geen idee heeft dat het Nederlandse worstelteam is samengesteld uit opmerkelijk hoog opgeleide jongens; Pieter (Vroon) studeert medicijnen, Toby (Hijzen) zit aan de VU bij kunstmatige intelligentie, en Olle (Overbosch), de Europees kampioen van 2009, doet bouwkunde in Delft.

Het is een maand voor het WK. Als ik op een zaterdagochtend de verlaten gymzaal in Rotterdam-Prinseneiland binnenstap waar de Nederlandse worstelaars een laatste training afwerken alvorens ze voor een trainingskamp naar Bulgarije afreizen, zie ik geen dikke mannen, maar in plaats daarvan gespierde, atletische lijven die de meest onmogelijke rek- en strekoefeningen doen. De mawashi – de gewraakte ‘luier’ – is weliswaar omgeknoopt, maar daaronder dragen de worstelaars een sportbroek. De sfeer is ontspannen. Er wordt wat gelachen. ‘Potjes’ noemen de worstelaars – alle drie met onvervalste Rotterdamse tongval – de wedstrijdjes die ze tegen elkaar vechten. Als de training is afgelopen, worden de wasahi’s afgedaan en op de grond gegooid. De gevechtsring – een wit plastic zeil waarop losse stukken oranje plastic – verdwijnt in een grote plunjezak.

Voor het artikel met interviews met Olle Overbosch en bondscoach Stephen Gadd, zie de VPRO-gids van deze week (week 42)

Categories
kunst reclame

op bezoek bij AdEater Jean Marie Boursicot in zijn kasteel in Zwitserland

We gebruiken de lunch in restaurant Brasserie De la Gare, vanaf de tafeltjes om ons heen stilzwijgend gadegeslagen door een aantal sjieke dames. Over de zeventig zijn ze zonder uitzondering, met gepoederd gelaat en haar als suikerspin en de belofte van veel geld op solide Zwitserse bankrekeningen. Terwijl Boursicot in een mengelmoes van Engels en Frans wat moppert over de wijn (‘Zwitsers!’) en het ontbreken van olijven (‘Vroeger zaten we in Parijs, op het dak van de Cinema Le Grand Rex. Daar hadden we een eigen Chef, voor zes man, dat ging net.’) breng ik het gesprek op de tegenstanders van reclame. Heeft hij wel eens van Naomi Klein gehoord? Van No Logo? ‘Il y a toujours des malades,’ reageert hij bits, als Thomas II hem heeft uitgelegd wat No Logo inhoudt, ‘reclame is de motor van de economie. Je kunt ervan houden of niet, maar het is er. Bij de Franse Nuit des Publivores zijn ook altijd anti-reclamedemonstraties. Dwaasheid, maar aanstekelijke dwaasheid helaas. Dat musea geen interesse hebben in reclamefilms, komt doordat culturele instellingen nu eenmaal vaak in handen zijn van linkse mensen, en die houden niet van reclame; ze zien alleen het commerciele aspect ervan, maar dat is juist niet belangrijk. Het gaat mij om de schoonheid, om het cinematografische aspect. De effectiviteit van een filmpje interesseert me niks. Bezoekers van het AdEaterfestival herinneren zich achteraf ook nooit het merk van de reclames die ze hebben gezien. Wat ze zich herinneren is het verhaal.’ Is hij dan misschien de mening toegedaan dat de wereld met reclame een betere is dan een wereld zonder reclame, of is dat een onmogelijke vraag? Er valt een stilte. Dan zegt hij: L’humanité est méchant, le monde est méchant; vertaal dat even Thomas.’ ‘De wereld is slecht,’ zegt Thomas II. Boursicot knikt, neemt een slok wijn en herhaalt het nog maar eens, ‘Méchant.’ Ik knik, als om hem te laten weten dat ik het begrepen heb, en Thomas II, die nog maar in zijn eerste week zit en zich waarschijnlijk heeft voorgenomen aan alles mee te doen wat zich voordoet, hoe onbegrijpelijk ook, knikt uiteindelijk ook maar een beetje. ‘Het menselijk wezen is slecht. Reclame heeft daarop geen invloed.’

© foto: Hans van Wetering

Het hele verhaal deze week in de VPRO-Gids

Categories
politiek

Paranoïde gedachten bij de keuze van een gymnasium

Het is een eliteprobleempje, natuurlijk, de zoektocht naar een gymnasium. Maar hoe pak je zoiets aan in een stad waar elk jaar opnieuw 1 op de 5 leerlingen wordt uitgeloot?

Inschrijven op de school van eerste keuze (in ‘ons’ geval Het 4e Gymnasium) en bidden dat de notaris andere kind/oudercombinaties de pineut laat zijn? De loting vooraf al als overweging in de schoolkeuze opnemen en niet voor het 4e Gymnasium kiezen (vorig jaar 40 kinderen uitgeloot) maar in plaats daarvan inschrijven op het kakkineuze Vossius? (De open dag op die school was dan weliswaar een parade van brogues en opgevouwen tongen; ondertussen werden vorig jaar toch maar mooi alle kinderen geplaatst) Het Barlaeus zou natuurlijk ook nog kunnen, als noodstop halverwege; iets minder elitair dan het Vossius, iets minder uitlotingen dan het 4e Gymnasium, en, dat dan weer wel, met de Bulldog om de hoek. Of is het misschien maar het beste om, teneinde uitloting te voorkomen, niet voor een categoraal gymnasium te kiezen, en in plaats daarvan mijn dochter, bij wijze van konijn uit de hoge hoed, het Amsterdams Lyceum voor te houden (Jammer alleen van die matig georganiseerde open avond waarop dat gebouw, dat er van buiten prachtig uitziet, van binnen zo krap bleek, en zo bedompt, en, tja, een beetje stonk ook wel)?

De vragen roepen slechts meer vragen op. Zeker nadat ik begrijp dat het Amsterdams Lyceum vorig jaar ook ‘gewoon’ heeft geloot. En waarom was het op Het Amsterdams Lyceum eigenlijk zo druk tijdens die open avond? Moet ik die grote opkomst zien als teken van een al even grote kans op uitloting? Of is het juist omgekeerd en vormt de benauwende drukte van die avond juist een kans? En ligt het dan niet voor de hand dat ouders hun kinderen dan bij voorkeur elders inschrijven?

Bij nader inzien geldt voor inschrijving op het Vossius iets soortgelijks, maar dan precies omgekeerd. Dat het Vossius vorig jaar niet lootte, is tenslotte niet alleen aan mij bekend, maar aan al die pientere ouders van die pientere kindertjes.

Zoals natuurlijk ook het ridicule percentage uitlotingen vorig jaar op het 4e Gymnasium geen geheim is.

Moet ik misschien nog een stap verder gaan? Het percentage uitlotingen op het 4e Gymnasium zou kunnen betekenen dat er dit jaar minder inschrijvingen zijn. Dat is het meest voor de hand liggend, of tenminste de eerste gedachte. Maar evengoed zou het hoge percentage uitlotingen van vorig jaar kunnen betekenen dat er dit jaar even veel, of misschien nog meer inschrijvingen komen, doordat ouders als ik, in hun zoektocht naar de winnende formule, er en masse op anticiperen dat het aantal inschrijvingen na het echec van vorig jaar wel flink minder zal zijn. Of is zelfs dat nog te eenvoudig gedacht? Want waarom zou ik de enige zijn bij wie deze laatste overweging opkwam?

Een eliteprobleempje, kortom, er is in de wereld wel meer aan de hand.

Denkt ook de Gemeente Amsterdam, die zich de afgelopen jaren niet erg druk maakte. Terwijl de loting toch op twee manieren voor rechtsongelijkheid zorgt.

Kinderen die al een broertje of zusje op een school hebben hoeven op die school niet mee te loten, maar worden vanzelf geplaatst. In feite wordt hiermee het gezin en haar interne organisatie achteloos boven de rechten van het individu geplaatst. Een praktische overweging wordt gebruikt om een principe de nek om te draaien. Een praktisch argument dat bovendien niet op gaat. Volkomen onduidelijk is immers wat nu precies de praktische voordelen zijn die van het naar de zelfde school gaan van broer en zus: de ouderavond één keer per jaar? Samen naar school fietsen? Iedere ouder weet toch dat broertjes en zusjes daar niet over peinzen? Dat iemand anders twee of drie kinderen maakt kan hoe dan ook toch niet betekenen dat mijn enig kind naar een school van tweede of derde keuze moet omzien?

Rechtsongelijkheid is er ook doordat kinderen uit de wijde omgeving zich op Amsterdamse scholen mogen inschrijven, terwijl omgekeerd Amsterdamse kinderen door de scholen in die omgeving mogen worden buitengesloten of daar ieg tweede keus zijn. De kinderen van buiten Amsterdam die in Amsterdam meeloten en worden uitgeloot, hebben vervolgens in hun eigen dorpen en steden eerste keus. Maar de Amsterdamse kinderen die helaas, helaas, geen plekje wisten te bemachtigen op hun school van eerste keuze, zien zich vervolgens gedwongen een tweede lotingsronde in te gaan. Zonder overigens dat de kans groot is dat de gymnasia die ze als tweede, derde en vierde keuze opgaven daaraan meedoen. Want die hebben na de eerste ronde geen plaatsen meer te vergeven. Zodat de Amsterdamse gymnasiumklant die het ongeluk overkomt te zijn uitgeloot, zich kan opmaken voor een van die hoofdstedelijke onderwijsfabrieken waarvan de VWO-afdeling door de schoolinspectie het predicaat ‘onvoldoende’ op krijgt gestempeld, of anders toch gedwongen is elke dag weer de lange tocht naar een school helemaal aan de andere kant van de stad te ondernemen (is toch ook niet heel praktisch, ben je geneigd te denken).

Er is wel meer aan de hand in de wereld. Natuurlijk. Maar misschien dat ik het momentum nu toch maar moet aangrijpen om mij definitief aan de stad te ontworstelen. Een boerderijtje onder de rook van Aalten, het Stedelijk Gymnasium te Doetinchem onder handbereik, ehm, wat was daar ook alweer mis mee?

(gepubliceerd in NRC-Handelsblad, 4 maart 2010)

Categories
literatuur Portugal

José Eduardo Agualusa en Ricardo Adolfo

© foto: Hans van Wetering

Voor NRC/NRC-Next en VPRO-gids interviewde ik de Angolees-Portugese schrijvers José Eduardo Agualusa (Huambo 1960) en Ricardo Adolfo (Luanda 1974). Agualusa, die samen met Mia Couto en Coutzee wel tot ‘De Grote Drie’ van de Afrikaanse literatuur wordt gerekend, woonde twee maanden in het Schrijvershuis, aan het Amsterdamse Spui en raakte in die tijd bevriend met de in Amsterdam woonachtige beginnende schrijver Ricardo Adolfo. Ik sprak ze op de dag dat bekend werd dat onbekende teksten van Fernando Pessoa over Nederland waren opgedoken; teksten waarin Pessoa weinig heel liet van Nederland en het Nederlands, en liet Agualusa en Adolfo enkele fragmenten lezen.

zie ook:   http://www.nrcboeken.nl/interview/achter-mijn-flat-woont-een-meermin

Categories
politiek Portugal

In het wassenbeeldenmuseum van de Anjerrevolutie

Voor de VPRO-gids schreef ik een stuk over de Portugese Anjerrevolutie, naar aanleiding van een aflevering van de serie In Europa (uitzending: zondag 8 februari, Gids verschijnt 5 februari). Programmamaakster Stefanie de Brouwer stuurde me deze foto’s van Otelo Saraiva de Carvalho.  Otelo was in 1974 een van de leiders van de revolutie. Toen hij in de jaren die volgden – Portugal kende inmiddels een gematigd sociaal-democratisch bestuur – zich in woord en daad bleef toeleggen op de realisatie van een communistische heilstaat, werd hij eerst door zijn voormalige revolutionaire kompanen opgesloten en vervolgens, toen alle gevaar was geweken, door de geschiedenis zelf naar de kant gehaald. Aan die kantlijn bevindt hij zich nog steeds, samen met andere relieken uit die tijd. De held van de revolutie werd een rolvaste paljas, nooit te beroerd om zijn bijdrage aan die fluwelen revolutie nog eens uit de doeken te doen en, dat het liefst, na te spelen. Zo ook op deze foto’s, genomen in de (inmiddels als museum ingerichte) commandopost vanwaar Otelo in die aprildagen van 1974 de revolutie organiseerde.

zie ook de website van In Europa over Portugal

Categories
kunst

Afvaltafel

De Afvaltafel die ik met Tina Pereira Filipe maakte, nu wereldberoemd:
boingboing-logo-21

© foto: Hans van Wetering

Categories
architectuur en stedenbouw Bijlmer documentaire politiek radio steden

Op zoek naar de Sfinx – Siegfried Nassuth

Radiodocumentaire die ik samen met Jeroen van Bergeijk maakte voor VPRO’s Holland Doc Radio. Uitgezonden op zondag 23 november op Radio 1, 21.00-22.00 uur: Holland Doc Radio

Er is geen Nederlander die niet weet waar de Bijlmer ligt. Maar wie de vraag stelt naar de bedenker van die zo verguisde honingraten, garages en dreven, stuit steevast op een ongemakkelijk stilzwijgen. Hoe kan het dat zo’n spraakmakend project zo’n anoniem gebleven bedenker had? Wie was Siegfried Nassuth, deze man die ‘de sfinx’ werd genoemd? Die onverbiddelijk was in zijn opvattingen, maar tegelijk zo zachtjes sprak dat mensen moeite hadden hem te verstaan; die als natuurmens opgroeide in de Indische tropen en in de Bijlmer vervolgens die versteende honingraten ontwierp; die door zijn omgeving voor een genie werd gehouden, maar zichzelf zo onzichtbaar maakte dat het ergernis opwekte; de man ook die zijn eigen dood geheim wist te houden.

Zie ook mijn coverartikel  in de VPRO GIDS

En mijn artikel over Blue Movie in de Amsterdamse Daklozenkrant